Het verschil tussen nauwkeurigheid en reproduceerbaarheid wordt snel duidelijk aan de hand van een dagelijks voorbeeld: in een auto geeft een kilometerteller de snelheid aan. De snelheidsmeter wijst 135 km/h aan wanneer er 120 km/h gereden wordt. Elke keer. Dat is heel reproduceerbaar, maar niet echt nauwkeurig.
Als je weet wat de nauwkeurigheid is, is de afwijking wellicht niet meer zo belangrijk. In dit voorbeeld is de gemeten snelheid altijd 15 km/h te weinig en daar kan vervolgens rekening mee gehouden worden. Voor regelfuncties in gas- en vloeistofsystemen mag een flowmeter in sommige applicaties een fikse afwijking hebben. Zolang die afwijking altijd hetzelfde is kan ervoor gecompenseerd worden. Dus nauwkeurigheid en reproduceerbaarheid gaan hand in hand en kunnen niet los van elkaar gezien worden.
Een nauwkeurigheid zonder uitspraak te doen over de reproduceerbaarheid (of herhaalbaarheid) is niet bruikbaar. Vaak worden beide waarden als volgt aangegeven:
Nauwkeurigheid: 10% +/-1%
De nauwkeurigheid is dan 10% en de omdat het meetresultaat niet altijd reproduceerbaar is, geeft dat nog een extra fout van 1% meer of minder. De gemeten waarde kan in dit geval een afwijking hebben van 9% tot 11% van de werkelijkheid.
Nauwkeurigheid en reproduceerbaarheid worden vooral van belang wanneer een flowmeting gebruikt wordt voor de verrekening van geleverde producten. Zowel de leverende als de ontvangende partij is gebaat bij een nauwkeurige meting. Aan verrekeningsmetingen (ook wel ijkwaardige metingen, of custody transfer genoemd) worden daarom strenge eisen gesteld. Vroeger was de Nederlandse IJkwet van toepassing. Nu is de Metrologiewet van toepassing en vormt de MID (Measuring Instrument Directive) de richtlijn voor dit type flowmetingen in de Europese Unie.
Zowel voor de nauwkeurigheid als de reproduceerbaarheid kan de specificatie worden afgegeven in percentage van meetwaarde (Measured Value, % MW of % MV) of in percentage van volle schaal (Full Scale, % FS). Men dient de opgegeven specificatie kritisch te beoordelen. Een flowmeter met een nauwkeurigheidspecificatie van 2 % MV geeft in het ondergebied een waarde aan die veel dichter bij de waarheid ligt dan die met een 1 % FS.
Voor verschildruk flowmetingen is dit zeker relevant. Een (verschil)druktransmitter met opgegeven turndown van 100:1 en een specificatie van 0,1 % FS lijkt heel goed te zijn, maar heeft onder in het meetbereik, richting de 1 % van volle schaal een meetfout van 10 % van meetwaarde. Dit is de belangrijkste reden dat vaak gewerkt wordt met "stacked" transmitters. Er worden 2 of meer dP-transmitters geplaatst, waarbij de ene in het lage dP-bereik gebruikt wordt, en de andere in het hoge bereik. Een flowcomputer bepaalt welke transmitter actief is.
De afwijking die geintroduceerd wordt in de meting wordt bijna altijd in een percentage uitgedrukt. In dat geval is de afwijking lineair: over het hele bereik hetzelfde. Daarom kan je er in de flowcomputer met een rekenfactor voor compenseren.
Als de afwijking niet hetzelfde is over het bereik van de flowmeter dan moet er vaak gekalibreerd worden. Door een aantal meetpunten te nemen en die te vergelijken met een standaard wordt de afwijking bepaald. Het compenseren daarvoor gebeurt weer in de flowcomputer.
WE MAKE YOUR TECHNOLOGY WORK
NL - Tel. +31 70 413 07 50
USA - Tel. +(1) 973 383 0691
CN - Tel. +86 (10) 56865822/56865835
TW - Tel. +886-(0)3-5600560